Teruel

Spaanse geschiedenis

Uit de dagbladen van HDCmedia van 5 juni 2014

Waar was je, toen koning Juan Carlos zijn aftreden bekend maakte? In Bar Varetes in Lliber, provincie Alicante, waar de fietstocht van mijn huis naar het huis van mijn rentenierende vriend tot een eind kwam. Bij het afrekenen viel ons oog op de televisie, een onmisbaar element in het interieur van de Spaanse horeca, waarop het hoofd van de vorst het beeld vulde. Barvrouw Lina wilde het nieuws wel even duiden. ,,Hij houdt ermee op. Drie jaar te laat.”
Wie via internet meer te weten wil komen over de Spaanse vorst, wordt een handje geholpen door Google. Achter de naam Juan Carlos staat eerst automatisch ‘minnares’ ingevuld, daarna ‘olifantenjacht’. Gammele kunstheup had ook nog gekund, of frauduleuze schoonzoon. Nee, de koning heeft geen fijne tijd achter de rug.
Zelf kijk ik er anders tegenaan, na de les levende geschiedenis van de afgelopen vier weken. Met mijn rentenierende vriend fietste ik 2500 kilometer door achtereenvolgens Nederland, België, Frankrijk en Spanje, waarbij ik door de oud-boswachter niet alleen onophoudelijk ben getrakteerd op kennis over alles wat groeit en bloeit. De laatste anderhalve week door Spanje was de burgeroorlog van 1936 tot 1939 een terugkerend thema. Niet aan de hand van Wikipedia-weetjes, maar met verhalen over mensen van vlees en bloed. Zoals de opa van ‘onze’ fietsenmaker in Gata de Gorgos, die stierf in de gevechten rond Teruel in Midden-Spanje, waar wij een nacht in een hotel verblijven. Het kan er in de winter bitterkoud zijn, getuige het ingelijste krantenknipsel in een restaurant dat melding maakt van temperaturen tot min twintig. De aanhangers van de linkse republikeinse regering stonden hier tegenover de troepen van generaal en latere dictator Franco.
Net als van orchideeën, boomsoorten en het gevogelte des velds, was ook mijn kennis over de Spaanse burgeroorlog ontoereikend. Maar fietsen met de oud-boswachter verruimt de blik en de geest. Ik heb de slagvelden gezien waar tienduizenden doden vielen, weet dat Franco de Spaanse klok gelijk zette met die van Nazi-Duitsland en hoorde – ergens tussen Cariñena en Daroca – het verhaal van de jonge koning die door Franco vanaf zijn tiende jaar werd klaargestoomd als zijn opvolger.
Even los van olifantenjachten, minnaressen, gammele kunstheupen, frauduleuze schoonzonen en andere kwesties die tot de core business van elk koningshuis horen, is Juan Carlos mij na deze vier weken bijgebleven als de man die de Franco-aanhangers die hem hebben opgeleid verbijsterde met zijn radicale keuze voor de democratie, de belangrijke rol die hij speelde bij het mislukken van de militaire coup van 1981 en de toetreding van Spanje tot de EU.
En nog lekker gefietst ook.

Wie heeft dit bedacht?

Een verantwoording voor een bizarre fietstocht, mei 2014

Geen kettingIk zou het zelf niet bedacht hebben. Zo reageer ik altijd op blije eikels die iets te enthousiast aanslaan op onze fietstocht van Katwijk (mi casa) naar de casa van mijn rentenierende vriend in Xaló, een dorpje onder Valencia (Spanje), een slordige 2500 kilometer verderop.
Van fietsvakanties herinner ik me de verhalen van een vriendin, die in Schotland urenlang huilend in een bushokje doorbracht. Of van een andere vriendin die haar zwaar bepakte rijwiel in Chili dagenlang door het mulle zand moest duwen. Daar waren zelfs dia’s van, geschoten door een hardvochtige vriend met een avontuurlijke inborst.
Die vriend heeft mij er eigenlijk ingerommeld. Of was het mijn vrouw? Toen hij het plan opvatte om in Nederland een vakantiefiets van Santos te kopen en er vervolgens op naar huis te fietsen, veronderstelde zij in elk geval dat ik het vast wel leuk zou vinden om met hem mee te gaan.
Dat idee moest een paar dagen landen. En daarna had ik nog wel een voorwaarde. Ik ga niet kamperen, maar wil elke avond mijn zeemleren broek afstropen in een fatsoenlijk hotel. Een mail van mijn hoofdredacteur met de vraag hoe ik van mijn stuwmeer aan vrije dagen af dacht te komen, deed de rest.
We fietsen van Katwijk naar Xaló, vanaf maandag 5 mei tot…. nou ja, tot wanneer we er zijn. Met honderd kilometer per dag en af en toe wat toeristisch oponthoud, ligt een week of vier voor de hand. Maar het kunnen er ook vijf worden. We zien wel.
Onthoud in elk geval dat ik het niet heb bedacht.

Santos fietsen

Lees verder

IMG_1550-001 - kopie

Naar Spanje

Maandag 5 mei 2014

Het is een conversatie die we vandaag al een keer of tien hebben gevoerd met personages van diverse pluimage. Maar de botenman bij de Rottemeren was de eerste.
,,Waar komen jullie vandaan?”, zegt hij, met een blik op onze bepakte fietsen.
,,Katwijk, 35 kilometer hier vandaan.”
,,Zo, dat is een aardig eindje. Moeten jullie vandaag ook nog terug?”
,,Nee, we gaan naar Spanje.”
,,Lazer toch op!”
Maar hij bedoelde het niet rot.
Na drie dagen te hebben gefigureerd in een slechte aflevering van ‘Ik vertrek’ mogen we eindelijk weg. Tot Leiden eerst nog begeleid door vrouw en dochter, onderweg een haastige meet en greet met neef Raymon in Rijnsburg en een uitzwaaisessie met collega’s bij redactiecafé Re-Spons, toevallig voor ons het echte beginpunt van de Jacobsroute naar Burgos en vandaar naar Valencia. Tot aan de Rottemeren is het, in elk geval voor mij, vertrouwd terrein: talloze rondjes heb ik hier met de fietsclub gereden. Maar de Sudeten-Spanjaard naast me kijkt zijn ogen uit. Wat zuidelijker is op de fiets ook voor mij Terra Incognita, hoewel het voor de kijkers van Ontdek je Plekje veel vertrouwds heeft. De oude pelgrims hadden kennelijk een voorkeur voor oer-Hollandse landschappen: het rivierengebied bij de IJssel, Kinderdijk, de schoonheid van Dordrecht, de sfeervolle binnenstad van Breda. Maar vooral: molens, molens, molens.
Onderweg verrichten we een goede daad door het veergeld te betalen voor een wielrenner zonder cash. Hij verblijft in Zoetermeer, werkt in Den Haag bij de ambassade van Zuid-Korea maar woont eigenlijk in Markelo, Twente.
,,Net als mijn broer”, zegt Edwin. ,,Welke straat in Markelo?”
,,Larenseweg.”
,,Net als mijn broer”, zegt Edwin.
,,Lazer toch op!”
En toen moesten we hem nog vertellen dat we naar Spanje gaan fietsen.

Door op een van de onderstaande foto’s te klikken kom je in de serie terecht.

 

Dashboardweb

 Quo Vadis

Dinsdag 6 mei 2014

De vraag kwam van een vrouw – een buurvrouw om precies te zijn – maar had ook gesteld kunnen worden door een van gemiddeldegeilheid overlopend lid van onze fietsclub in Katwijk. ,,Hoe hard rijden jullie nou gemiddeld? 35 of zo?” Zelf bezit ze een E-bike en ze werd wel eens ingehaald door van die kerels in net zulke pakjes als wij.
Vandaar.
Ik begon uit te leggen dat een Santos Travelmaster net zo min met een racefiets is te vergelijken als een vrachtwagen met een Formule 1-racer. Met twee tassen bij het voorwiel, een stuurtas en twee achtertassen aan de bagagedrager halen wij op de vlakke weg met niet teveel wind tegen een kruissnelheid van pakweg 20 kilometer per uur. En als we gek doen, in de stromende regen en de stal in zicht, 25. Maar het gemiddelde ligt de afgelopen twee dagen op 17, 18 kilometer en een beetje. We rijden toeristisch, stoppen voor foto’s, drinken een biertje, maken een praatje, stoppen wel eens een paar tosti’s naar binnen op een mooi terras en raadplegen geregeld het naslagwerk van Clemens Sweerman over de Jacobsroute als de Garmin met de opgeslagen route ons in verwarring brengt of we bij een zoveelste Belgische wegopbreking komen te staan. Eenmaal over de grens lijkt het budget voor wegonderhoud uitgerekend in deze weken te worden opgemaakt. ,,De verkiezingen komen eraan”, legt fietsvriend Marc uit, die ons in Lier oppikt voor een gastvrij verblijf in zijn woning in Kampenhout. ,,Het dondert niet welke verkiezingen, maar de politici trekken hier alles uit de kast om het volk gunstig te stemmen.”
Dus moesten we bij Zandhoven een andere brug zoeken om het Albertkanaal naar Lier te passeren. En waren we daarvoor in Hoogstraten gestopt om een aardbeienautomaat te fotograferen. En de sluisjes langs het wonderschone riviertje de Mark. Een mooi boerderijtje in het Pulderbos. Terwijl Edwin de spiegelreflexcamera weer terug stopt in zijn tassen, rijd ik meestal langzaam door. Ook dodelijk, voor het gemiddelde.
Ik voel de teleurstelling van mijn buurvrouw en hoor de hoon van mijn gemiddeldegeile maten van de fietsclub. Maar zo haal je op een dag echt niet meer dan 17 of 18 kilometer in het uur.

Door op een van de onderstaande foto’s te klikken kom je in de serie.

 

 

 

Pelgrimboefweb

 Pelgrimboef

Woensdag 7 mei 2014

Je gaat er natuurlijk vanuit dat alle pelgrims van onbesproken gedrag zijn, net al wij. Maar niets is minder waar. Iets onder Aalst, waar Vlaamse vriend Marc ons na een overnachting in zijn huis weer naar de route brengt, ontmoeten we een Compostela-veteraan. Als we even staan te overleggen over welke richting het op moet, stapt hij van zijn fiets. ,,Zie je dat bordje?” Hij wijst naar een paal achter ons, waar provisorisch de naam van het bedevaartsoord opgeschreven is. ,,Dat heb ik gemaakt. Bijna iedereen rijdt hier verkeerd.” Een goed mens, is ons oordeel. Waar we vandaan komen? Uit Nederland. Ah, goed volk. Daar heeft hij heel veel zaken mee gedaan. Legervoertuigen opkopen. Dat was zijn handel. Hij was vaste gast op de basis Soesterberg. ,,Die wagens verkocht ik dan naar landen waarvoor een uitvoerverbod voor militair materieel gold”, vertelt hij openhartig. Pelgrims onder elkaar. U kent dat wel. In die legervrachtwagens en andere voertuigen zette hij dan de snijbrander, waardoor het als schroot over de grens ging. En op de plek van bestemming – Liberia, Ivoorkust of een andere brandhaard – werd het spul dan weer in elkaar gelast. ,,Mooie handel”, zegt de pelgrim, die toevallig ook Jacob heet, net als de route.
Die route voert ons vandaag eerst door de stromende regen vanuit Kampenhout naar Brussel, voor een fotoshoot bij het Atomium. Daarna gaat het naar Aalst, waar Marc ons loslaat. Met wisselend stevige buien en felle opklaringen – regenpak aan, regenpak uit – volgen we vooral de rivier de Dender, een schitterend meanderend watertje met een vlak fietspad dat de harde wind tegen nog enigszins draaglijk maakt. Om half vier zijn we in Geraardsbergen, waar Edwin nog even de Muur op moet. Ik niet. Hij ligt niet op de route, dus het is zinloze krachtensmijterij. En dat blijkt ook op de rest van de tocht, die gaat naar Tournai, vijftig kilometer verderop, met een aanwakkerende wind kracht zes en een parcours dat zo in de Waalse Pijl kan. Behoorlijk naar de kloten, zoals dat in wielertermen heet, halen we rond 20.00 uur en na 137 kilometer Hotel Cathédrale in Tournai.
En onze pelgrim Jacobs? In Spanje liep hij tegen de lamp, met zijn militaire schroothandel. ,,Moest je de bak in?”, wil mijn rentenierende vriend weten. Dat nog net niet. Maar om nog iets van zielenrust te vinden, heeft hij de tocht naar Compostela inmiddels al vier keer gereden. Niet met een aan elkaar gelast legervoertuig. Gewoon op de fiets.

Als je op een van de onderstaande foto’s klikt kom je in de serie terecht.

 

 

FotocolumnJacobsroute02

Jacobsroute

Column uit de HDC-dagbladen van 8 mei 2014

Zelf ben ik vermoedelijk te eendimensionaal om een extra laag aan onze pelgrimage op de fiets toe te voegen. Ik rijd niet om mezelf te bewijzen, het is geen boetedoening voor een losbandig leven, geen eerbetoon aan de medische stand en ik hoef geen donaties op te halen voor de Bond van Wielrenners met een Beperking. Ik ben met mijn rentenierende vriend een stukje aan het trappen. Van mijn huis naar zijn huis. Dat het zijne 2500 kilometer verderop staat, wist ik van te voren. Ik kom er geregeld. Met het vliegtuig, ja.
Tot aan Jaca, in het noorden van Spanje, volgen we de St. Jacobs fietsroute. Niet omdat die ‘langs historische pelgrimswegen leidt die eeuwenlang werden gebruikt door talloze Santiagogangers, handelaren en koningen’, maar omdat we toch die kant op moeten. En hij is voor niks als gps-bestand van internet te downloaden.
Nou ja, laat ik mezelf in oppervlakkigheid niet meer tekort doen dan nodig is. Als het mogelijk was geweest om op de vluchtstrook van de Route du Soleil rechttoe-rechtaan naar Xaló (onder Valencia) te trappen, had ik het niet gedaan. Nog voor de uitvinding van het rijwiel hadden de pelgrims een neusje voor de mooiste fietspaden. Voor historische steden met monumentale pleinen vol terrasjes. Voor het mijden van venijnige hellingen die een door bètablokkers voortgedreven toerrijder met een teflon aorta lelijk kunnen opbreken.
Voor de diepere laag voor mijn beweegredenen moet ik leentjebuur spelen bij mijn wederhelft. Zij gaf mij genereus toestemming om te gaan en legde op haar weblog uit waarom. ‘Sinds mijn echtgenoot 2,5 jaar geleden zijn aorta scheurde en met heel veel moeite het laatste draadje van het leven wist vast te pakken, is mijn perspectief op bepaalde zaken veranderd. Als je de kwetsbaarheid van een mens op zo’n plotseling en confronterende manier gepresenteerd krijgt, raak je ergens de angstvallige voorzichtigheid van het bestaan een beetje kwijt.’
Ga maar gewoon door met leven, zei de thoraxchirurg in Nederland, toen hij in zijn spreekkamer op een beeldscherm het werk bekeek van de collega die me in Wales met een plastic pijp en een potje vliegtuiglijm heeft opgelapt.
Hij bedoelde hetzelfde als mijn vrouw.
Ik steek onderweg geen kaarsjes op, sla mezelf niet tot bloedens toe met een zweep vol spijkertjes en heb er ook geen behoefte aan om een paar kilometer op mijn knieën af te leggen. Maar als ik na de dagelijks honderd kilometer de Santos Travelmaster op de standaard zet bij een terrasje, wil ik met mijn Trappistenbiertje wel een heildronk uitbrengen.
Op het leven. Een stukje fietsen. En de Jacobsroute.

Quentin01

Genieten

Donderdag 8 mei 2014

Geniet van elke kilometer, zei iemand voor ons vertrek. Daar moet ik nog wel eens aan denken, als de regen met windkracht zes in mijn gezicht striemt. Geniet van elke kilometer. Als mijn beslagen brillenglazen het zicht beperken tot het felgele regenjack van mijn fietsmaat. Geniet van elke kilometer. Als het volgende hotel in Saint-Quentin nog 120 kilometer verderop is. Geniet van elke kilometer. Als de ene na de andere venijnige helling die we met onze zwaarbeladen Santos Travelmasters moeten nemen, een aanslag doet op mijn knieën.  Geniet van elke kilometer.
De oneindige saaiheid van het Noord-Franse landschap en de uitgestorven dorpjes die we passeren, maakt het tijdens een enkele opklaring niet veel beter. Geniet van elke kilometer. Het wordt een mantra dat dwingt tot positivisme. Waar geniet ik nog van, in dit schijtweer, in dit schijtlandschap en die schijt, schijt, schijt, schijt, schijtJacobsroute?
Van mijn fiets!
De vorige avond had zich bij ons tafeltje in het restaurant nog een medepelgrim gemeld met een gebroken spaak en (derhalve) een krom wiel. Bezweken onder de bepakking. En een ander zwoegde zich piepend en kreunend de heuvels op met een ketting en tandwielcassette waar de regen alle olie had uitgespoeld.
Onze Santos Travelmasters zijn gemaakt voor dit schijt…, uh, deze omstandigheden. Het mag regenen als op de vooravond van de Zondvloed, de carbon riem en de versnellingen in de Rohloffnaaf doen geruisloos hun werk. De handgespaakte wielen hadden nog wel een kilo of tien extra bagage kunnen hebben. En de Magura-remmen op oliedruk blijven in de stromende regen net zo betrouwbaar als op een droge zomerdag.
En zo is er vast nog wel meer te genieten, als alles op zo’n fietstocht naar het zonnige zuiden tegen lijkt te zitten. Maar dit was even het enige dat me te binnen schoot.

 

Door op een foto te klikken kom je in de serie terecht.

 

Naarden

Vrouwtje uit Naarden

Vrijdag 9 mei 2014

Er was eens een vrouwtje uit Naarden… Ja, daar kent mijn vriend en collega Paul de Vlieger nog wel een limerick over. Maar aangezien ergens in de tekst ook het vrouwelijk geslachtsdeel en het rijmwoord ‘behaarde’ voorkomt, zal ik u de verdere tekst besparen. Net als die over het vrouwtje uit Urk en de kurk, maar dit terzijde. Vandaag kwamen we een hele keurige mevrouw uit Naarden tegen. Op de fiets, net als wij. Ze ploeterde in haar eentje tegen windkracht vijf, tussen de oneindig lijkende graanvelden van Noord-Frankrijk, op weg naar Compiègne. We hebben haar een tijdje uit  de wind gehouden, maar omdat ze steeds voorzichtigheidshalve vijf meter achter ons bleef rijden, schoot dat niet erg op. Geen pelotonervaring. Ze was op weg naar Santiago de Compostela, maar dan in etappes. In Compiègne zou ze worden opgehaald door haar man. Met de auto. Weer terug naar huis. Om in september weer een stuk van de route te fietsen. Wij gingen te hard, of zij ging te langzaam, dus ergens halverwege het traject namen we afscheid van haar. Toen waren wij al misselijk van de smerigste kop koffie ooit, genoten in een groezelige bar in St. Simon. Kostte nog zes euro ook. Er was tussen de middag een entrecote en een pot bier voor nodig om weer een beetje tot de mensen te komen. Een droge etappe werd het, voor de verandering, met uiteraard wel weer harde wind tegen. Maar in de middaguren konden zelfs de beenstukken uit. Verder dan Compiègne (90 kilometer) zijn we niet gegaan, maar het vrouwtje uit Naarden mochten we niet meer ontwaarden.

 

Door op een foto te klikken kom je in de serie.

 

 

 

Routeboekje

Routedrama

Zaterdag 10 mei 2014

Routedrama1Je zult de St. Jacobsroute toch alleen op het boekje van Clemens Sweerman moeten rijden. Man, wat een ellende is dat. Ja, dat zeiden we de eerste dagen tegen elkaar, als we weer een paar van die pelgrims op een straathoek gebogen zagen over aanwijzingen als ri centrum, kp Hoogstraat, hekje brug (Spaarne) kp stop!, nou ja en zo verder. We reden ze lachend voorbij, met de route op de Garmin aan het stuur. Alleen de laatste paar dagen gaat het ding wel eens in de fout, stuurt ons terug op plekken waar het niet nodig is, bouwt soms een rare omleiding in, zodat we op cruciale punten toch even in het boekje checken of alles nog naar wens gaat. Vanmorgen liet het ding ons bij het vertrek uit het hotel in Compiègne al in de steek. Maar geen probleem, de papieren versie zat in mijn stuurtas, rijden maar.
Na vijf minuten begon de beloofde regen, eerst zachtjes, toen met bakken uit de hemel, maar wij ploeterden voort, door eindeloze graanvelden, spuuglelijke dorpjes met gedrochten van mensen, op weg naar Clermont, waar we even gingen uitdruipen en lunchen in een pizzeria. ‘Laat mij de route eens bekijken?’, zei Edwin, toen we eenmaal uitgepeld aan tafel zaten, en hij bladerde naar pagina 27 om het paarse lijntje vanaf Compiègne te volgen. ‘Nee, je moet pagina 50 hebben’, reageer ik automatisch, want de afgelopen dagen heb ik al verschillende keren gezien dat onze route daar verder gaat. Op pagina 27 begint de enorme bocht om Parijs heen, richting Chartres, voor de rustzoekers die de drukke Franse hoofdstad willen mijden. En op hetzelfde moment realiseer ik me dat we al drie uur de verkeerde kant op fietsen. Wind tegen, in de hoosbuien, over venijnige heuvels, door oneindig saailand. Dat krijg je, als het overzicht in het boekje van Clemens Sweerhof niet meer biedt dan de volgende 20 of 30 kilometer per pagina.
Edwin ligt dubbel. En blijft dubbel liggen. Maar ik laat chagrijnig de helft van mijn pizza staan – opeens geen trek meer – en haal mijn laptop uit de fietstas, om op de routeplanner de schade te overzien. Doorrijden via deze route naar Chartres levert ons nóg veel meer kilometers op, en geen Parijs. Dus er zit niks anders op dan een stukje terug te fietsen over dezelfde weg en dan een schuine oversteek maken naar onze oorspronkelijke route. Een omweg van zestig kilometer. Maar gelukkig regent het nog aan één stuk door, hebben we nog steeds wind tegen en variëren de hellingen hier van 8 tot 16 procent. Wat een rustig dagje met 76 kilometer op de teller zou moeten worden, zijn er opeens 112, en dan zijn we nog 30 kilometer verder van Parijs gestrand dan we van plan waren. 
Maar, om toch positief af te sluiten, verder was het een fijne dag.

Routedrama2

Parijsborat

 Zondag in Parijs

Zondag 11 mei 2014

Het is dat we er niet voor open staan, maar anders zouden we elke dag wel een paar keer verkering kunnen hebben. Met twee leuke Amerikaanse meisjes op een terras, die het maar wat ‘amazing’ vinden dat twee mannen van zekere leeftijd zomaar van Nederland naar Spanje fietsen. Of met een rossige Amerikaan, die eerst een paar keer verlegen rond onze fietsen drentelt, en dan bekent dat hij de enige niet-Nederlander met een Santos-bike is. Of met een mevrouw – wij vermoeden de zus van Borat – uit Kazachstan, die we voor de Notre Dame op het zadel van mijn fiets moeten helpen waarna haar man dit beeld met een iPad vastlegt. Zijn wederhelft gilt erbij als een Japanse pornoster, zo mooi vindt ze het allemaal.
En dat terwijl wij naar Parijs kwamen voor de andere bezienswaardigheden. Zo’n zondag op de fiets in de Franse hoofdstad is goed te doen. Zelfs de weg ernaar toe is mooi: bijna twee uur rijden we langs het Canal de l’Ourcq dat ons bijna op het Place de la Republique – aan de rand van het centrum – afzet. Joggend Parijs gebruikt de lommerrijke paden aan weerszijden van de waterverbinding om hijgend en rochelend de nieuwe week te beginnen. Maar één keer hoeven we in het regenpak om een wolkbreuk te trotseren; de andere hoosbuien duren niet langer dan een paar minuten wachten in een portiek of onder een boom. Daarna breekt de zon weer door. Over fietspaden, voetpaden, parkstroken en grasvelden, tegen het verkeer in, met de stroom mee – het maakt ons allemaal niet uit – rijden we in hoog tempo de belangrijkste attracties af: Centre Pompidou, Notre Dame, Eiffeltoren, Dôme des Invalides, de brug met de slotjes en nog zowat van die reisgidsklassiekers.
En overal waar we stoppen voegen we voor toeristen, dagjesmensen en autochtonen met onze aanwezigheid wat toe aan de schoonheid en aantrekkelijkheid van de stad.

(Ja, als ik niet meer mag zaniken over 760 kilometer met windkracht 5 tegen, gooi ik het maar over een andere boeg.)